Heupdysplasie is een aangeboren afwijking aan het heupgewricht. Bij baby’s die geboren worden met heupdysplasie is het heupgewricht niet goed ontwikkeld. De heupkom is niet diep genoeg (zie figuur 1), waardoor de heupkop niet goed op haar plaats gehouden wordt: de heup kan makkelijk uit de kom schieten. Wanneer de heupkop vervolgens niet terugschiet naar de heupkom dan is er sprake van een heupluxatie bij de baby (heupontwrichting), zie figuur 2. Heupdysplasie is een van de meest voorkomende heupafwijkingen bij baby’s. Behandeling van de afwijking is noodzakelijk om toekomstige artrose (slijtage) aan het heupgewricht te voorkomen (zie figuur 1).
De oorzaak van aangeboren heupdysplasie is niet duidelijk. Er zijn wel enkele factoren die het risico op het ontstaan van heupdysplasie vergroten:
Het dragen van de baby in een houding waarbij de heupen gespreid zijn is gunstig. Het gefixeerd gestrekt houden van de beentjes (bakeren) is niet aan te raden, hierdoor wordt het risico op een heupluxatie bij het kind groter.
Heupdysplasie is een aangeboren afwijking, al voor de geboorte ontstaat deze afwijking.
Meestal is heupdysplasie niet pijnlijk. Een heupluxatie kan zichtbaar zijn als de baby met opgetrokken knieën ligt. De ene knie ligt dan lager dan de andere. Ook in spreidstand zijn de benen niet gelijk:
Elke baby wordt na de geboorte op heupdysplasie onderzocht op het consultatiebureau.
Er wordt altijd een lichamelijk onderzoek gedaan naar de heupspreiding. Aanvullend onderzoek is noodzakelijk wanneer er vermoed wordt dat er sprake is van heupdysplasie. Vanaf het moment dat de baby vier maanden oud is kunnen röntgenfoto’s gemaakt en beoordeeld worden. Voor die tijd kan men op een echo al wel een luxatie zien. Bij twijfel worden gewone foto’s gemaakt.
Kijk voor meer informatie over heupdysplasie naar de websites van:
Dr. Minne Heeg: www.ganzosteotomie.nl