Doorgaans zijn operaties waarbij patiënten een nieuwe heup krijgen erg succesvol. In enkele gevallen kunnen er na verloop van tijd opnieuw klachten van de nieuwe heup ontstaan. Wanneer er problemen zijn met de heupprothese dan moeten patiënten mogelijk opnieuw een operatie ondergaan waarbij de heupprothese deels of in zijn geheel vervangen wordt. Dit wordt een (totale) heuprevisie genoemd.
Er zijn verschillende factoren die complicaties van de heupprothese kunnen veroorzaken:
Na het plaatsen van een heupprothese kunnen er altijd klachten ontstaan.
Normaal gesproken neemt de pijn langzaam af wanneer er een nieuwe heup geplaatst is. In enkele gevallen houdt de pijn aan en voelt de heup niet stabiel. Het is ook mogelijk dat de pijn eerst afgenomen is, maar na een tijdje weer toeneemt. Een van de mogelijke oorzaken kan dan loslating of slijtage van de nieuwe prothese zijn. De pijn is vaak in de lies, bil of bovenbeen gelokaliseerd en met name aanwezig bij het belasten van de heup. Bij een diepe buiging of bij het zitten op een lage stoel of WC kan de heup uit de kom raken. Dit geeft direct pijn in de heup waardoor de patiënt niet meer op het been kan staan. Als er sprake is van een infectie dan is dit vaak gedurende de eerste periode na het plaatsen van de heup prothese. De wond is dan rood, lekt langdurig en soms hebt u koorts. Het is dan verstandig om contact op te nemen met uw orthopedisch chirurg.
Er worden gerichte vragen gesteld om te achterhalen wat de oorzaak van de klachten is, vragen zoals:
Naast deze vragen zal de orthopedisch chirurg lichamelijk onderzoek uitvoeren en er wordt onder andere gekeken naar het looppatroon van de patiënt.
Na het lichamelijk onderzoek kan de orthopedisch chirurg besluiten om de heup verder te onderzoeken met behulp van röntgenfoto’s. De positie van de prothese is op röntgenfoto’s goed zichtbaar, men kan aan de hand van deze foto’s beoordelen of er sprake is van loslating, slijtage of botbreuken. Om de aanwezigheid van infecties te kunnen controleren of uit te sluiten wordt er vaak bloedonderzoek verricht. In specifieke situaties kan het noodzakelijk zijn om een MRI-, CT- of botscan te maken van het heupgewricht.