Een ganglion of slijmcyste is een goedaardige zwelling die vaak voorkomt op de boven- of onderkant van de pols of de vinger. Het is een kleine, harde, gevoelige uitstulping en ontstaat door een overmatige productie van vocht. Deze overmatige hoeveelheid vocht kan leiden tot een verhoogde druk in het gewricht. Het overmatige vocht moet ergens naartoe, op een zwakke plek kan het gewrichtskapsel uitrekken en kan het vocht naar buiten. Hierdoor ontstaat een uitstulping gevuld met gele geleiachtige vloeistof afkomstig van een naburig gelegen gewricht of peesschede. Een ganglion verandert vaak spontaan van grootte, soms afhankelijk van het gebruik van de handen en polsen en op termijn kan deze spontaan verdwijnen.
Een ganglion in de hand of pols ontstaat door een overmatige vochtproductie. Er is bijna nooit een aanwijsbare oorzaak voor deze vochtproductie. Er kan sprake zijn van overbelasting of een plaatselijke irritatie van het gewricht of de peesschede. Daarnaast kan er sprake zijn van slijtage van het gewricht.
Een ganglion kan plotseling ontstaan of zich in enkele maanden ontwikkelen. Soms verkleint een ganglion na een periode van rust en wordt deze weer groter na activiteit.
In alle levensfases, maar iets meer bij 50-plussers en vaker bij vrouwen (70%).
Vaak ervaren patiënten geen pijnklachten van een ganglion. Wanneer de aandoening wel klachten geeft dan zijn deze klachten afhankelijk van de locatie van het ganglion.
Klachten die gepaard gaan met een ganglion aan onderkant van de vinger:
Klachten die gepaard gaan met een ganglion aan het eindgewricht van de vinger:
Een ganglion gelegen onder het polskapsel (zowel aan de onder- als bovenkant van de pols) gaat vaak gepaard met pijn bij buigen en afzetten.
De diagnose wordt gesteld door uw orthopedisch chirurg. Deze zal naar uw klachten informeren en een lichamelijk onderzoek uitvoeren. Meestal is er naast het lichamelijk onderzoek geen aanvullend onderzoek nodig.
Wanneer er twijfel bestaat over de oorzaak van het ontstaan van het ganglion kan aanvullend onderzoek nodig zijn. Er kan een echo, een röntgenfoto of een MRI-scan gemaakt worden om andere oorzaken uit te sluiten.