phone icon 088 - 708 3370 Login medewerkers

SNAC

Aandoening

SNAC

Wat is SNAC?
De afkorting SNAC staat voor Scaphoid Nonunion Advanced  Collaps. Bij een SNAC pols is er sprake van slijtage aan de duimkant van de pols. 

Wat zijn de oorzaken van SNAC?
De slijtage aan de duimkant van de pols ontstaat bij een SNAC door een  eerdere breuk in het scaphoid (scheepvormig handwortelbeentje).  Een breuk in dit handwortelbeentje ontstaat vaak bij een val op uitgestrekte polsen. Wanneer de breuk niet genezen is kan er sprake zijn van een verstoorde beweging van de handwortelbeentjes. Hierdoor kan slijtage ontstaan. Een niet-genezen breuk wordt ook wel een non union genoemd.


Figuur 1. SNAC


Klachten en symptomen

In welke levensfase komt het voor?
Een SNAC-pols kan bij verschillende leeftijden ontstaan.

Welke klachten en symptomen kan iemand hebben?
Pijn is de meest voorkomende klacht bij mensen die lijden aan een SNAC-pols. Naast pijn kunnen er problemen ontstaan bij het bewegen van de pols.


Diagnose en onderzoek

Hoe en door wie wordt de diagnose gesteld?
De diagnose wordt door uw orthopedisch chirurg gesteld op basis van uw verhaal (de anamnese) en lichamelijk onderzoek. 

Welke onderzoeken worden gedaan?
Er worden standaard röntgenfoto’s van de pols gemaakt en soms een aanvullende CT scan. 

Behandeling

Niet-operatieve (conservatieve) behandeling

Bij milde klachten van een SNAC-pols kan een niet-operatieve behandeling voldoende zijn.

Rust
Door middel van rust kunnen pijnklachten afnemen. Een handtherapeut kan u adviseren over de belasting en rust van de pols.

Spalk
In enkele gevallen zal de handtherapeut een spalk voor u maken of een brace voorschrijven.

Medicatie
Paracetamol of NSAID’s (zoals Ibuprofen en Diclofenac) kunnen de pijn verminderen.

Een injectie met een combinatie van een verdovende vloeistof en een krachtige ontstekingsremmer (corticosteroïden) is een volgende stap. 
De kans op bijwerkingen na een injectie is laag. Pezen en het kraakbeen worden bewezen niet aangetast door een enkele injectie. 
Bij mensen met suikerziekte die insuline gebruiken kan de suikerwaarde na een injectie gedurende een kortere periode wat meer schommelen, het is daarom verstandig de eerste 48 uur na de behandeling het bloedsuiker vaker te testen en de insulinedosering hierop aan te passen.
Vrouwen kunnen opvliegers of een rood gelaat krijgen na een injectie, zelden ontstaat er vaginaal bloedverlies.


Operatieve behandeling

Wanneer een niet-operatieve behandeling voor onvoldoende resultaat zorgt, kan er gekozen worden voor een operatieve behandeling. De keuze voor de behandeling in onder andere afhankelijk van de ernst van de aandoening.

Voor de operatie
Anesthesie
De te opereren pols wordt meestal verdoofd met een regionaal pijnblok (een zenuwblokkade). Vlak voor de operatie krijgt u dit pijnblok toegediend door een prik bij uw sleutelbeen of oksel. Dit zorgt ervoor dat u tijdens, maar ook nog een aantal uren na de operatie geen pijn voelt. Deze pijnblokkade is meestal binnen 12 tot 24 uur uitgewerkt.

Tijdens de operatie
Er zijn verschillende operatieve mogelijkheden:

Denervatie
Hierbij worden de kleine zenuwen die het gevoel van het polsgewricht (en dus de pijn) overbrengen naar de hersenen, doorgesneden. Dit is puur als pijnbestrijding, de functie van de pols verandert er niet van. De huid blijft ook normaal aanvoelen. Dit wordt vaak gedaan bij een beperkte slijtage.  Het is een relatief kleine ingreep, de voorspelbaarheid van het effect van de operatie is wel wat minder groot dan bij de andere polsingrepen.

Partiele arthrodese (Two corner arthrodese)
Hierbij wordt het scheepvormige botje (scaphoid) verwijderd en worden twee  handwortelbeentjes met elkaar verbonden met schroefjes of botnietjes. Dit geeft bij het overgrote deel van de patiënten een goede afname van de pijn en verbetering van de kracht (ongeveer 70% van de andere pols). De beweeglijkheid blijft in de pols (in tegenstelling tot een pols arthrodese) en is ongeveer 50% van de andere, gezonde pols. Hiermee kunt u echter vrijwel allen handelingen van het dagelijks leven nog uitvoeren. 

Proximale rij carpectomie (PRC)
Hierbij wordt de eerste rij handwortelbeentjes verwijderd. De resultaten van pijn, kracht en beweeglijkheid zijn vergelijkbaar met de partiele arthrodese. 

Polsarthrodese
Hierbij wordt het gehele polsgewricht vastgezet met een plaat en schroeven, soms is het nodig om extra bot uit uw bekkenkam  te gebruiken om vastgroeien te helpen. Door het vastzetten van de pols wordt het kantelen van de pols onmogelijk, maar draaien van de pols is na deze operatie nog wel mogelijk.
De pijn is hiermee vaak weg en de kracht verbeterd goed. Dit wordt gedaan bij verder gevorderde slijtage en vaker bij jonge patiënten met zwaar fysiek werk. 

Polsprothese
Hierbij wordt het gehele polsgewricht vervangen door een prothese. Hierdoor kunt u ook na de operatie uw pols blijven bewegen, hoewel de beweeglijkheid minder zal zijn dan voorheen. Een prothese is relatief kwetsbaar en wordt daarom meestal niet geplaatst bij jongere patiënten, zeker niet als men zwaar fysiek werk doet. 

Figuur 2. Arthrodese

Hechtingen
De wond wordt altijd gehecht met oplosbare hechtingen en/of met kleine hechtpleisters die op de huid worden geplakt. Na 14 dagen volgt een wondcontrole op de gipskamer, eventuele pleisters worden dan verwijderd.

Na de operatie
Opnameduur
Afhankelijk van het type ingreep is het een dagbehandeling of blijft u één nacht in het ziekenhuis. De opname is op de dag van de operatie. Dit zal uw orthopeed met u bespreken.

Complicaties
Ondanks alle zorg die aan de operatie besteed wordt, kunnen er soms complicaties optreden. De meest voorkomende complicaties zijn:

  • een nabloeding bij de pols;
  • een infectie van de wond. Antibiotica wordt voorgeschreven afhankelijk van de ernst van de infectie. In sommige gevallen wordt de wond gespoeld;
  • schade door de operatie aan structuren rond de pols, zoals pezen, zenuwen of bloedvaten; dit is echter zeer zeldzaam;
  • bij een arthrodese bestaat er een kans dat het bot niet vastgroeit;
  • bij een prothese kan de pols aan kracht verliezen en een prothese kan losraken;
  • er is een kleine kans op het ontwikkelen van koude intolerantie en dystrofie (CRPS).


Contact opnemen
Neem contact op met uw orthopedisch chirurg indien:

  • er sprake is van een bloeding die niet stopt nadat u er 10 minuten tegenaan het gedrukt;
  • u heftige pijn hebt die niet goed reageert op de pijnmedicatie;
  • er een infectie ontstaat van de wond die zich uit in roodheid, zwelling, pijn en eventueel pus;
  • er een abnormale zwelling of koorts ontstaat;
  • het gevoel en de beweeglijkheid in uw vingers, arm en schouder na 24 uur nog niet volledig terug is. De pijnblokkade die u gekregen hebt duurt maximaal 24 uur, daarna moet alles weer normaal functioneren.


U kunt hiervoor tijdens kantooruren bellen met het secretariaat van OCON, telefoonnummer: 088 - 708 3370.
Buiten kantooruren kunt u contact opnemen met de verpleegafdeling van OCON, telefoonnummer: 088 - 708 5560.  

Nabehandeling

Instructies na een operatieve behandeling

Denervatie
U krijt een drukverband voor 24 uur en afhankelijk van de pijn een tijdelijke afneembare brace. In deze periode wordt gestart met handtherapie volgens een vast protocol. De brace wordt na een aantal weken afgebouwd.

Partiele arthrodese (Two corner arthrodese)
Gedurende 4 weken krijgt u een vast gips om uw onderarm. Nadat het gips om uw onderarm verwijderd is krijgt u een afneembare brace. In deze periode wordt gestart met handtherapie volgens een vast protocol.  De brace wordt na 9  weken afgebouwd.  Het duurt gemiddeld 6-8 weken tot de arthrodese is vastgegroeid.

Proximale rijcarpectomie (PRC)
Gedurende 1 week krijgt u een vast gips om uw onderarm. Nadat het gips om uw onderarm verwijderd is krijgt u een afneembare brace. In deze periode wordt gestart met handtherapie volgens een vast protocol. De brace wordt na 6 weken afgebouwd. 

Polsarthrodese
Gedurende 2 weken krijgt u een vast gips om uw onderarm. Nadat het gups om uw onderarm verwijderd is krijgt u een afneembare brace. In deze periode wordt gestart met handtherapie volgens een vast protocol. De brace wordt na 6 weken afgebouwd.

Polsprothese
Gedurende 2 weken krijgt u een vast gips om uw onderarm. Nadat het gips om uw onderarm verwijderd is krijgt u een afneembare brace. In deze periode wordt gestart met handtherapie volgens een vast protocol. De brace wordt na 6 weken afgebouwd.

De gehele revalidatie neemt gemiddeld 3-4 maanden in beslag, gerekend vanaf de operatie. Afhankelijk van het soort werk dat u doet, is dit te hervatten na 6-12 weken. 

Houd uw arm, zolang deze tijdens het naar beneden hangen nog dik wordt, zoveel mogelijk hoog. Doe dit met behulp van bijvoorbeeld kussens en/of een sling. Dit voorkomt extra stuwing, pijn en versnelt de genezing. U mag de arm/hand gewoon gebruiken bij lichte activiteiten, zoals bestek gebruiken, schrijven, aankleden en uitkleden.

Oefeningen
Hier vind u een aantal oefeningen voor de gewrichten die niet in het verband zitten. Doe deze 3 keer per dag, 5-10 keer per keer tenzij u iets anders verteld is in het ziekenhuis. Gebruik hierbij geen kracht, maar probeer wel een zo groot mogelijke beweging te maken. Als de beweging sopeel gaat, kunt u het aantal geleidelijk afbouwen. Klik hier voor het instructieformulier.

Controle
6-8 weken na de operatie komt u voor controle bij uw orthopedisch chirurg.