De patellapees is de pees die de knieschijf met het scheenbeen verbindt. Door irritatie van de pees treedt hier soms pijn en zwelling op. Als dat optreedt aan de onderzijde van de knieschijf dan wordt dit vaak een jumper’s knee of springersknie genoemd. De aandoening komt echter, in tegenstelling tot wat de naam doet suggereren, niet alleen maar voor bij sporters die veel springen. De formele naam voor deze aandoening is patellapees tendinopathie (patella tendinitis).
Er is niet één specifieke oorzaak van een jumpers knee aan te wijzen. Er zijn vele factoren die invloed hebben op het ontstaan. De basis ligt in het ontstaan van microscheurtjes die optreden in elke pees, dus ook in de patellapees, tijdens het gebruik. Die microscheurtjes worden normaal gesproken gerepareerd door het lichaam. Als dat onvoldoende lukt ontstaat een irritatie van het peesweefsel. Een disbalans tussen belasting op en (verminderde) belastbaarheid van de patellapees is een van de oorzaken. De frequentie tussen sporten en herstel, maar ook de stand van het been, de spierlengte, de spierkracht en het schoeisel zijn allemaal factoren die hiermee te maken hebben.
Een jumpers knee komt vooral veel voor bij de jonge sporter. Tussen de 15 en 35 jaar is een springersknie een veelvoorkomende aandoening.
De pijn bevindt zich aan de voorzijde van de knie in de knieschijf pees, net onder de knieschijf. In enkele gevallen is de pijn ook voelbaar aan de bovenkant van de knieschijf. De pijn wordt vaak beschreven als een stekende pijn, men ervaart niet zelden de pijn van een ontsteking in de knie. Een jumpers knee wordt daardoor in de volksmond ook regelmatig een ‘ontstoken knie’ genoemd. Patiënten met een jumpers knee beschrijven vaak de volgende klachten:
De klachten zijn in een vergevorderd stadium continu aanwezig, de mogelijkheid om ongehinderd te sporten kan hierdoor worden beïnvloed.
De orthopedisch chirurg vraagt u naar de aard van uw huidige klachten. Ook voert hij een aantal specifieke testen uit tijdens het lichamelijke onderzoek. Röntgenfoto’s kunnen de eventuele aanwezigheid van botbreuken uitsluiten. Daarnaast kan men op een röntgenfoto zien of er aanwijzingen zijn voor kraakbeenslijtage. Meestal is deze combinatie voldoende om een diagnose te kunnen stellen.
In enkele gevallen, maar lang niet altijd, is een MRI-scan noodzakelijk. Bijvoorbeeld om andere oorzaken van de knieklachten uit te sluiten. Ook kan zo een indruk worden gekregen over de patellapees zelf. In plaats van een MRI-scan wordt soms een echografie van de pees gemaakt. Er kan worden gezien of de pees verdikt is en of er extra bloedvoorziening aanwezig is. Extra bloedvoorziening treedt op bij een al langer bestaande irritatie van de pees, als er een afwijkend genezingspatroon van de eerder beschreven microscheurtjes optreedt.