phone icon 088 - 708 3370 Login medewerkers

Beenlengteverschil

Aandoening

Wat is beenlengteverschil?
Beenlengteverschil houdt in dat er lengteverschil is in de benen. Het ene been is langer dan het andere. Wanneer dit verschil klein is dan kan de aandoening onopgemerkt blijven.

Wat zijn de oorzaken van beenlengteverschil?
Beenlengteverschil ontstaat vaak al op kinderleeftijd en kan verschillende oorzaken hebben:

-    Een verstoorde bloedtoevoer
Beenlengteverschil kan al bij baby’s aanwezig zijn: het kan een aangeboren afwijking zijn. Meestal ligt de oorzaak in dit geval bij een verstoorde bloedtoevoer. Wanneer er sprake is van een verhoogde bloedtoevoer in één been dan zal dit been sneller groeien dan het andere been: er ontstaat een verschil in beenlengte.

-    Een ongeluk
Een bot kan na een breuk in een verkorte stand genezen, het been is dan korter dan voor de breuk. Een breuk in de nabijheid van een groeischijf kan juist een stimulering van de lengtegroei geven.

-    Heupluxatie
Wanneer de heup uit de kom staat (zie de informatie over heupdysplasie op deze website) kan hierdoor een beenlengteverschil ontstaan.

-     Onvolkomen aanleg
Wanneer één of meerdere botten in een been niet of onvolkomen aangelegd zijn blijft het betreffende been achter in lengtegroei.

Klachten en symptomen

In welke levensfase komt het voor?
Beenlengteverschil kan op verschillende leeftijden ontstaan. Wanneer het een aangeboren afwijking betreft is het verschil al bij de geboorte van het kind aanwezig.

Welke klachten en symptomen kan iemand hebben?
Beenlengteverschil hoeft niet altijd klachten te veroorzaken. Wanneer het verschil kleiner is dan 1 centimeter dan blijft de afwijking vaak onopgemerkt. Wanneer het verschil in lengte groter is dan 1 centimeter dan kunnen er onder andere heupklachten en rugklachten (zoals een kromme wervelkolom, scoliose) ontstaan. Over het algemeen geldt: hoe groter het lengteverschil tussen beide benen, hoe beter dit zichtbaar is. Patiënten met een groot beenlengteverschil kunnen ook cosmetische klachten hebben omdat zij vaak een opvallend afwijkend looppatroon hebben.

Diagnose en onderzoek

Hoe en door wie wordt de diagnose gesteld?
De orthopedisch chirurg stelt de diagnose. Hij of zij zal onderzoeken wat de oorzaak van het beenlengteverschil is. Daartoe zal hij of zij een lichamelijk onderzoek uitvoeren waarbij de stand van het bekken beoordeeld wordt. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van plankjes van verschillende dikte die onder het te korte been geplaatst worden. Ook liggend kan er een inschatting gemaakt worden van de beenlengte.

Welke onderzoeken worden gedaan?
Zo nodig kunnen er foto’s van de heupen gemaakt worden, of totale lange beenopnames om de lengte per bot te kunnen meten.

Meer informatie
Kijk voor meer informatie over beenlengteverschil op de websites van:
De Werkgroep Kinderorthopaedie Nederland (WKO)             www.kinderorthopaedie.nl
Orthopedie.nl (speciaal gericht op kinderorthopedie)            www.kinderorthopedie.nl

Behandeling

Niet-operatieve (conservatieve) behandeling

Allereerst moet bekeken worden waardoor het beenlengteverschil is ontstaan. Bij een heupontwrichting moet deze uiteraard direct behandeld worden. Bij kinderen wordt bekeken hoeveel lengteverschil men kan verwachten. Bij een klein lengteverschil worden er geen stappen ondernomen. 

Hakverhoging
Een lengteverschil van meer dan twee centimeter kan vervelende gevolgen hebben. Daarom wordt er in deze gevallen vaak tot behandeling overgegaan. Vaak is het geven van een kleine hakverhoging al voldoende.


Operatieve behandeling

Als het beenlengteverschil al groot is of gedurende de groei toeneemt, dan kan de arts samen met u een behandelplan opstellen. Soms is een groeiremming van het lange been, vlak voor het einde van de groei, voldoende. Soms is een beenverlenging nodig.

Voor de operatie
Anesthesie
Deze operatieve behandeling vindt plaats onder algehele narcose.

Tijdens de operatie
Een groeiremming van het lange been wordt gedaan door de groeischijven rond de knie chirurgisch vast te zetten (epifysiodese). Hierdoor dragen deze groeischijven niet meer bij aan de resterende groei. Het lange been groeit vanaf dat moment dus langzamer dan het korte been. De orthopedisch chirurg rekent aan de hand van groeitabellen of –grafieken uit wanneer de groeiremming het beste kan plaatsvinden.

Als het beenlengteverschil te groot is of wordt dan kan ook een beenverlenging plaatsvinden. Tijdens de operatie wordt het been doorgezaagd en wordt een uitwendige stellage (fixateur externe) geplaatst. Deze stellage wordt door pinnen in het bot gefixeerd. Afhankelijk van de afwijking zal de orthopedisch chirurg een keuze maken tussen de verschillende stellages. De orthopedisch chirurg kan gebruikmaken van een ringfixateur (rondom het been) of een fixateur die maar aan één kant van het been zit.

Hechtingen
De wond wordt gehecht met oplosbare hechtingen.
 

Na de operatie
Opnameduur
Na de operatie verblijft het kind gemiddeld 1 tot 2 dagen op het ziekenhuis.

Complicaties
Ondanks alle zorg die aan de operatie besteed wordt, kunnen er soms toch complicaties zoals bijvoorbeeld een wondinfectie optreden.

Contact opnemen
U kunt contact opnemen met de orthopedisch chirurg wanneer er sprake is van complicaties of wanneer u het vanwege andere redenen niet vertrouwt.
U kunt hiervoor tijdens kantooruren bellen met het secretariaat van OCON, telefoonnummer: 088 - 708 3370.
Buiten kantooruren kunt u contact opnemen met de verpleegafdeling van OCON, telefoonnummer: 088 708 5560.

Nabehandeling

Drukverband
Na de operatie zit er een drukverband (watten en een zwachtel) om de knieën. Het drukverband vermindert de bloeduitstorting in het been. Het moet drie dagen blijven zitten. 

Fysiotherapie
De dag na de operatie komt er een fysiotherapeut langs. Deze kijkt of er al een stukje gelopen kan worden. De tweede dag komt de fysiotherapeut weer om te helpen oefenen met het lopen op krukken. Wanneer dit goed gaat en de knieën goed bewogen kunnen worden dan mag u naar huis.

Thuis
Als het nodig is, krijgt u thuis nog fysiotherapie. De hechtingen in het been zijn oplosbaar en hoeven dus niet verwijderd te worden. Meestal kunt u de eerste week niet naar school. Zodra het kan mag u weer fietsen.